Oh, Weary Rivers - program 10 - Anderson / Harris
Oh, Weary Rivers
Curated by Terri Francis
In de films van Kevin Jerome Everson weerklinkt de blues — als verzet in uitputting en als creatieve veerkracht in het alledaagse.
Als een seculaire muziekexpressie heeft de blues specifieke vormelijke eigenschappen en sociale contexten die getuigen van ontheemding, meteorologische dreiging, economische onzekerheid, ongelijkheid en het overwinnen binnen het epische verhaal van Black lives in de Verenigde Staten.
De blues — Europees noch Afrikaans — onderscheidt zich volgens wetenschappers zoals James Sellman door de “blue note” die “lager dan haar ‘correcte’ toonhoogte wordt gezongen of gespeeld.” [1] De blues betekent, zoals Langston Hughes het stelde, “de bulderstem van Bessie Smith” en de “tegenstrijdige humor” van het klagen over de ontgoochelingen en strijd in het leven — hetzij persoonlijk zoals wanneer een geliefde je verlaat, hetzij politiek zoals bij een collectief gevoel van veerkracht en trots ondanks economische armoede en ontnomen kiesrecht. De blues hangt samen met mythes over deals met de duivel en geschiedenissen van zwarte migratie vanuit Mississippi naar noordelijke steden als Chicago en Detroit. De teksten kunnen grappig zijn, gewaagd zelfs, maar evengoed klagerig en poëtisch.[2]
De blues roept een bepaalde verandering in het weer op, voelbaar in de botten, die de aankomst van een vreemdeling voorafschaduwt, een geheim onthult — iets rampzaligs — of anders drukt ze de opluchting uit eens de storm gepasseerd is; het is een uitademen van verdriet, verlies of verlangen. De blues voelt altijd oud, zelfs ouder dan de negentiende-eeuwse cinema, ook al kreeg de muziek vorm in de eerste decennia van de twintigste eeuw.
Dit programma is opgevat als een echokamer met resonanties en dissonanties met de documentaire traditie, arbeidersbewegingen en collectiviteit. Madeleine Andersons verslag van burgerrechtendemonstraties getuigt van het verleden met de onmiddellijkheid van newsreels. Christopher Harris’ film kenmerkt zich door menselijke afwezigheid in het beeld, daar waar bijna elke film van Everson bepaald wordt door de aanwezigheid van anderen, zijn buren, familieleden, studenten en medewerkers in Northern Ohio en Mississippi. In de films van Anderson en Harris speelt de menselijke stem een belangrijke rol via de essayistische montage en zwarte muziektradities, die nog steeds sterk resoneren met de vormelijke vastberadenheid van Eversons werk. (Terri Francis)
[1] “The Negro Artist and the Racial Mountain (1926).” Oxford African American Studies Center. 31 May. 2010; Accessed 5 Feb. 2020. https://oxfordaasc-com. proxyiub.uits.iu.edu/view/10.1093/acref/9780195301731.001.0001/acref- 9780195301731-e-78675.
[2] “The Negro Artist and the Racial Mountain (1926).” Oxford African American Studies Center. 31 May. 2010; Accessed 5 Feb. 2020. https://oxfordaasc-com. proxyiub.uits.iu.edu/view/10.1093/acref/9780195301731.001.0001/acref- 9780195301731-e-78675.