Bagatelle for Willard Maas

Marie Menken
,
US
,
1958
,
16mm
,
colour
,
5'

India

Ute Aurand
,
DE
,
2005
,
16mm
,
colour
,
57'

“De eerste keer dat ik een filmprogramma van Marie Menken te zien kreeg, wees ik het werk af; net hetzelfde overkwam me bij mijn eerste viewing van een film van Ute Aurand. Die filmmakers waren tegenpolen van mijn eigen manier van filmmaken. Met de selectie van dit programma wil ik reflecteren op hoe mijn ervaring van hun films is veranderd. Gelukkig kreeg ik andere gelegenheden om die films te zien. De initiële irritatie en onzekerheid sloegen onverhoeds om in waardering. De ervaring van onenigheid kan een teken van groei zijn, een ommekeer in (mijn) appreciatie van een film, een muziekwerk of een gedicht.

Filmmakers zoals Menken of Aurand stoppen zich weg achter hun directheid en eenvoud. Hun gebruik van een handcamera en hun besef van ritme creëert een visie die zijn kracht onttrekt aan hun omgeving, maar de vitaliteit van deze open verhouding verbergt een oprechte verlegenheid of schroom. Pas toen ik dit inzag, zag ik hoe hun lyriek een zekere diepte inhield. 

Marie Menken’s Bagatelle for Willard Maas is een duidelijk voorbeeld. Het heeft de kwaliteiten van hoekigheid en ritmische nadruk, een gevoeligheid voor oppervlaktes en andere middelen om sensualiteit uit te drukken. Door haar spontaniteit draagt ze haar film van een gemoedssfeer naar een andere tot we de conclusie bereiken. Ze is bovendien in staat tot samenwerking: ze laat Teiji Ito’s muziek een gelijkwaardige plaats. De film lijkt heen en weer te slingeren, zoals een bezoeker aan het Louvre zou kunnen doen, maar ik geloof dat er in die stemmingswisselingen elementen van een verhaal aanwezig zijn – een ervan is de ontmoeting van een zachtaardige sphinx met een gewonde slaaf, de andere is de revolutie.

Om een andere metafoor te gebruiken als introductie tot Ute Aurand’s India, zou ik kunnen stellen dat het een ‘symfonie’ is en dat haar drie bezoeken naar Pune gelijkstaan aan drie bewegingen. Het basisritme wordt gelegd door het filmen van korte clusters van beelden, vaak metcamerabewegingen die lijken op ‘kleine zijstapjes’. Soms ontwikkelen deze clusters zich tot complexe ritmische variaties op de taferelen die ze ontdekt tijdens wandelingen of tochten door de stad. Deze caleidoscoop van impressies, zowel in geluid als in beeld, wordt benadrukt door pauzes waarin de filmmaker haar eigen aanwezigheid bekendmaakt middels details van een hemd, een koffiekop, een notaboekje, een oorring of andere zelfreflecties in haar kamer. 

Sommige beelden hebben een animistische kracht; ik herinner me een cluster van drie kleine bladeren aan de stam van een immense boom. Ze trillen in de wind op de tonen van drums en dat gaat vooraf aan een werkelijk ecstatische dansprocessie, een van een hele reeks dansen in de film.

Aurand heeft ook de moed om de gezichten van kinderen te benaderen. Ze heeft gezegd: ‘zelfs al leef ik door wat ik zie, wat ik wil bereiken is het onzichtbare. Het scherm is een toegangspoort; net zoals mijn relatie tot de kinderen, ook een manier om verder te gaan.’

Om terug te komen op de ‘zijstapjes’ van haar camera: ik heb slechts recent opgemerkt hoe deze bewegingen een mooi gemak en gezwindheid in transities mogelijk maken. Deze transities van een subject naar het volgende zijn ook als muziek, maar een muziek die kwaliteiten in zich opneemt die minder dualistisch zijn dan die van ons.

We zien in deze films twee filmmakers die gebruik maken van de alledaagse mogelijkheid om hun reizen te filmen; een is een ‘toerist’ die Versailles bezoekt, de ander is in Indië. Maar voor de bezoeker die aandachtig kijkt, is er een generositeit en oprechtheid die voorbijgaat aan het oppervlakkig plezier, om leven en moraliteit in de armen te sluiten.” (RB)