Michel Khleifi retrospectieve
"Wat we op het scherm zien, of in elk beeld dat de solide kracht van de Palestijnen in eigen land voorstelt, is niets meer dan dat - een utopisch beeld dat het mogelijk maakt een verbinding te maken tussen Palestijnse individuen en Palestijnse grond.” Het is bijna vier decennia jaar geleden dat Edward Said deze passage schreef over Michel Khleifi’s debuutfilm, Sadh-dhakira al khisba (Het vruchtbare geheugen, 1980), maar het heeft niks aan zeggingskracht ingeboet. Voor Said slaagde deze film er met een roerende zorgvuldigheid en schoonheid in de herinnering op te roepen aan zijn eigen moeder en al degenen wier land in beslag is genomen door de Israëlische staat. De aangrijpende scène waarin één van de geportretteerde vrouwen voet zet op haar onteigende grond waar ze hardnekkig weigert afstand van te doen, deed Said eraan denken hoe afgesneden hij was van een land dat hij zelf niet kon bewonen. “Terzelfdertijd binnen en buiten onze wereld”: dat is hoe hij de ervaring van ballingschap beschreef, een ervaring die allicht ook Michel Khleifi niet vreemd is. In september 1970, de maand die berucht zou worden als “zwarte september,” verruilde hij Nazareth voor Brussel, waar hij zich aan het INSAS toelegde op filmregie. Pas een decennium later zou hij naar zijn geboortestreek terugkeren om er Sadh-dhakira al khisba te maken, de eerste langspeelfilm die door een Palestijnse cineast gefilmd werd binnen de betwiste 'Groene Lijn'.
Deze film portretteert twee vrouwen die een dubbele last torsen: ze gaan zowel gebukt onder de Israëlische bezetting als onder de restricties van een patriarchale samenleving. Door het tonen van de contradicties van het leven onder bezetting markeerde Khleifi’s film een belangrijke verschuiving in de geschiedenis van de Palestijnse cinema, één die hij in zijn later werk verderzette. In Urs al-Jalil (Huwelijk in Galilee, 1987), die in Cannes bekroond werd met de prijs van de internationale kritiek, komen de participanten aan een huwelijksfeest gewrongen te zitten tussen de moderne militaire macht van de Israëlische bezetter en de archaïsche patriarchale autoriteit van de lokale overheid. In Nashidu alhajar (Hooglied van de stenen, 1990) wordt de liefde die een koppel voor het eerst sinds hun gedwongen scheiding tijdens de oorlog van 1967 terugvindt, gecontrasteerd met het geweld die tijdens de eerste Intifada woedt op de straten van Jerusalem. In deze en daaropvolgende films verlegde Khleifi telkens opnieuw de scheidingslijnen tussen realiteit en fictie, tussen document en vertelling, teneinde gestalte te geven aan de complexiteit van een wereld die al te vaak wordt herleid tot gemeenplaatsen en drogbeelden.
Het werk van Michel Khleifi draagt onvermijdelijk de sporen van de turbulente geschiedenis die Palestina-Israël de voorbije decennia heeft doorgemaakt. Sadh-dhakira al khisba werd afgewerkt voor het uitbreken van de Israëlisch-Libanese Oorlog, terwijl Urs al-Jalil net voor het begin van de eerste Intifada uitkwam. Route 181 (2003), waarin Kleifi samen met Eyal Sivan de demarcatielijn traceert die de VN in 1947 vooropstelde, werd dan weer gefilmd na het uitbreken van de tweede Intifada, die leidde tot de blokkade van de Gazastrook. Vandaag is het geweld nog steeds aan de gang en lijkt een oplossing verder af dan ooit. Nu het land stelselmatig wordt gewist uit het leven en het geheugen van de Palestijnen en de narratieven die hameren op de onvermijdelijkheid en onomkeerbaarheid van het Israëlisch-Palestijnse conflict alomtegenwoordig zijn, zou het kunnen dat Khleifi’s 'utopische beelden' ons meer dan ooit van dienst kunnen zijn?
In het kader van deze retrospectieve worden voor het eerst door CINEMATEK gerestaureerde kopies van de films van Michel Khleifi vertoond. Ter gelegenheid van dit programma werd een publicatie samengesteld door Courtisane en CINEMATEK.